
Van streetwear releases tot couture-experimenten, autofabrikanten en modeontwerpers hebben een golf van draagbare kunst op gang gebracht die aerodynamica, kleurcodes en bekleding omzet in kleding. In de afgelopen vijf jaar zijn samenwerkingen geëvolueerd van het simpelweg wisselen van logo's naar projecten die diep geworteld zijn in materialen, vaak debuterend op catwalks, in museumprogramma's en via zorgvuldig georganiseerde pop-ups. Dit werk trekt nieuwe doelgroepen aan voor beide sectoren en biedt curatoren nieuwe casestudy's in interdisciplinair maken en merkverhalen vertellen.
De huidige cyclus heeft vorm gekregen omdat merken zich realiseerden dat de taal van coachbuilding—oppervlak, naad, glans—mooi aansluit bij de eigen materiaalcultuur van de mode. Ontwerpers duiken in archieven voor erfgoedkleuren en emblemen, om deze vervolgens opnieuw vorm te geven in textiel, hardware en patronen. Autobouwers bieden op hun beurt toegang tot lakken, prestatie stoffen en ambachtelijke technieken die normaal gesproken voorbehouden zijn aan interieurs. Het resultaat is draagbare kunst die toch industrieel aanvoelt, en zo ateliers verbindt met de fabrieksvloer, op manieren die deze seizoen en daarna zichtbaar zijn voor het publiek.
Streetwear bleek een vroegtijdig testterrein. In 2022 brachten Mercedes‑Maybach en de overleden Virgil Abloh een postume capsule uit die het zandkleurige palet van een conceptauto vertaalde naar hoodies, handschoenen en petten. De lopende projecten van BMW met Kith (2020 en 2022) koppelden gelimiteerde auto’s aan kleding die binnen enkele uren uitverkocht was, terwijl de samenwerking van Porsche met Palace Skateboards (vanaf 2021) race-uiterlijk verbond met grafisch zware kledingstukken. De samenwerking van Supreme met Lamborghini in 2020 toonde aan hoe de jeugdcultuur supercar-mythologie kon reflecteren, met stukken die snel de doorverkoopmarkten en privé-archieven bereikten.
Aan de andere kant van het spectrum hebben couture en experimenteel design autotechnische materialen naar de runway gebracht. Lexus en Roksanda presenteerden in 2022 een sculpturale jurk gemaakt van airbags die de volumes van een elektrisch concept suggereerden, en Nissans presentatie in 2023 in Parijs met Anrealage gebruikte fotochromatische stoffen die onder UV-licht veranderden, net als een carrosseriedeel dat op zonlicht reageert. Het Project Mondo G van Mercedes‑Benz en Moncler begin 2023 transformeerde de G‑Class tot een opblaasbaar kunstwerk en lanceerde een puffer-capsule die het geribbelde carrosserie ontwerp weerspiegelde. Lamborghini’s samenwerking met Yohji Yamamoto in 2020 mengde kimono-geïnspireerde graphics tussen auto en kleding, terwijl Ferrari’s eigen lijn, die sinds 2021 elke seizoen in Milaan wordt getoond, Maranello’s materiaalkennis omzet in op maat gemaakte silhouetten.
Instellingen hebben hiervan kennisgenomen en verwerken deze hybriden in tentoonstellingen en openbare programma’s die ze kaderen als ontwerponderzoek in plaats van louter merchandise. Design Miami/ installaties en merkarcieven hebben prototypes, stofmonsters en procesvideo’s tentoongesteld, en de tentoonstelling Motion van het Vitra Design Museum in 2022, gecureerd door Norman Foster, hielp de mode's auto-invloeden binnen een bredere cultuur van mobiliteit te contextualiseren. Aan de industriezijde boden platforms zoals Mercedes‑Benz Fashion Weeks en Cadillac’s voormalige Retail Lab in New York mentorschap, productieondersteuning en zichtbaarheid voor opkomende ontwerpers die aan deze snijvlakken werken. Verzamelaars achtervolgen nu zowel de kledingstukken als hun bijbehorende auto’s, terwijl musea en merksfondsen belangrijke stukken verwerven voor studie—wat ervoor zorgt dat dit gesprek toegankelijk blijft voor een publiek ver boven de showroom.